maandag 27 april 2009

Kleurling

Ik herinner het me nog goed, de eerste weken dat ik hier was. Wanneer ik door de straten van Lapa liep, zag ik de mensen met een voorzichtig verbaasde blik kijken als in 'wat doet die blanke hier?', 'een verdwaalde toerist?' ... Lapa is nu niet bepaald een buurt waar veel blanken komen, behalve aan de Selaron-trap waar ze naartoe gebracht worden met speciale busjes, vlak voor de trap uitstappen, enkele foto's nemen, snel weer instappen en weer weggebracht worden uit deze 'niet zo veilige buurt'. Maar verder ... Blanken vind je eerder in het centrum, tussen de zakengebouwen en in de Zona Sul (Copacabana, Ipanema, Leblon ...) waar de rijkeren wonen, de duurdere winkels en de toeristische trekpleisters zijn. In Lapa wonen vooral pardos (van gemengde afkomst) en zwarten. Ik begreep eindelijk hoe kleurlingen zich in België moeten voelen. Zij worden ook wel eens sneller bekeken omdat ze opvallen tussen de rest. Nu was ik de kleurling, maar dan juist zonder kleur.

Ook op de projecten vonden de kinderen mij een typisch meisje uit het noorden (van de wereld) met dat blonde haar en de blauwe ogen. Vooral blanken met een rode verbrande huid komen ongelofelijk toeristisch (en amateuristisch) over. Ik was dan ook blij toen ik na een week of 3 voor het eerst van een collega te horen kreeg dat ik er 'carioca' begon uit te zien (als een inwoner van Rio). Ik had al een mooier kleurtje en mijn huid begon te wennen aan de felle zon. Dat hij dat zei was voor mij een teken dat ik wat gemakkelijker geïntegreerd begon te raken. Blanken staan nu eenmaal hoger op de sociale ladder in Brazilië en het laatste wat ik wou was als "een blanke uit een rijk land" behandeld worden. Alle collega's zijn pardo of zwart en ik wou zo snel mogelijk als "een van hen" beschouwd worden, ondanks mijn andere huidskleur.

In Brazilië betekent een andere huidskleur vaak een andere behandeling, een andere status, andere kansen. Vandaag bestaat de Braziliaanse bevolking voor 49,7% uit blanken, 42,6% is van gemengde afkomst (pardos), 6,9% stamt rechtstreeks af van de Afrikaanse slaven, 0,5% is van Aziatische oorsprong en de inheemsen maken nog slechts 0,3% van de bevolking uit. (Cijfers uit 2006 van het IBGE.) Terwijl de blanken vooral de politieke en economische touwtjes in handen hebben, drukt de Afrikaanse cultuur zich sterk door in de muziek, dans, keuken, tradities en religies van Brazilië. Ook van de inheemse cultuur zijn nog flarden te vinden in de taal en in het gebruik van medicinale planten.

Sinds de kolonisatie door de Portugezen hebben blanken het al altijd voor het zeggen gehad. In het begin lieten ze de inheemse bevolking (indianen) slavenarbeid uitvoeren, en wanneer ze hen niet meer nodig hadden, vermoordden ze hen. Miljoenen inheemsen werden opgejaagd, verdrukt, mishandeld, vermoord of stierven aan westerse ziektes die de kolonisten en missionarissen meegebracht hadden.
Omdat de vraag naar arbeidskrachten te groot was, werden nog miljoenen slaven uit Afrika naar Brazilië gebracht. Zij moesten gevaarlijk werk uitvoeren op de plantages en in de goudmijnen, stierven aan de ongezonde omstandigheden, door uitputting, mishandeling. De levensverwachting van een Afrikaanse jongen op de suikerplantage of in de goudmijn was 8 jaar. Slavenmenners kregen een beloning in goud voor elk afgeslagen hoofd van een gevluchte slaaf.
De invoer van slaven werd in 1853 verboden en de slavernij tenslotte in 1888, maar toch zijn die sociale verhoudingen nauwelijks veranderd. Inheemsen moeten tot op vandaag nog steeds strijden om hun grondgebied en hun traditionele bestaan in stand te houden. Inheemsen en Afro-Brazilianen bewonen de ooit illigaal gebouwde favela's of zelfbouwvolkswijken met povere voorzieningen. Ze verdienen minder, komen minder gemakkelijk aan een baan, gaan minder lang naar school, sterven jonger en lopen meer kans om naar de gevangenis te gaan. Ze scoren dus op alle vlakken lager.

Het volgende fragment schreef Ineke Holtwijk in 1995 in haar boek (p.148-149) "Kannibalen in Rio" (een aanrader!):
'Als je over racisme en sociale apartheid discussiert, loop je vast,' zegt João Jorge Rodrigues, een koffiekleurige rasta. (...) João Jorge is oprichter van de drumband Olodum (Yoruba voor 'Almachtige God'). Meer dan driehonderd trommelaars telt de band in volledige bezetting. Met carnaval dijt dit bloco uit tot vijfduizend man en is daarmee een van de grootste in Salvador. (...) Ooit was de rasta inpakker in een supermarkt, nu loopt hij tegen de veertig en studeert rechten. Sinds het succes van Olodum is hij de belangrijkste woordvoerder van de zwarte zaak in Brazilië.
Gilberto Freyre met zijn theorieën over baas en slaaf was romantisch en naïef, stelt hij. 'Hij dacht dat het racisme zou ophouden omdat er uiteindelijk door alle menging geen negers meer zouden zijn, alleen mulatos.' Freyre lanceerde ook als eerste het concept 'raciale democratie'. Maar het racisme in Brazilië is net zo erg als dat in Zuid-Afrika, onderstreept de bandleider. 'Het begrip raciale democratie versluiert. Omdat blanken en negers willen blijven geloven dat Brazilië een raciale democratie is, is racisme een taboe-onderwerp.'
'De strijd', zoals hij het noemt, is daardoor moeilijker dan in Zuid-Afrika. 'Wij hebben apartheid zonder wet. Hij zit in hoofden van mensen. Er is een onzichtbaar mechanisme dat maakt dat blanken zich superieur en zwarten zich minder voelen. Een neger gaat in de bank achter in de rij staan, omdat hij denkt dat dat zijn plaats is. Hij stemt op een blanke politicus omdat hij denkt dat een neger nooit goed kan zijn. Als hij gediscrimineerd wordt, denkt hij dat het komt omdat hij arm is.

Een ander interessant fragment is er één uit de "Insight Guide Brazilië" uit 2008 (p.60-61):
Als gevolg van de geschiedenis van racisme en slavernij is de niet-blanke Braziliaanse bevolking niet voorbereid op de 21e eeuw. De Afro-Brazilianen hebben een achterstand op sociaal-economisch gebied, waardoor een vicieuze cirkel ontstaat die de discriminatie laat voortbestaan.
Mensenrechtenadvocaat Dalmo Dallari uit São Paulo zegt hierover: 'In onze grondwet en wetgeving is rassendiscriminatie expliciet verboden. Duidelijk is echter dat deze wetten slechts een intentieverklaring zijn waarvan in de praktijk weinig effect uitgaat.' Dallari en anderen wijzen op wijdverbreide discriminatie. Zwarten die de toegang tot restaurants wordt ontzegd of die door portiers van appartementengebouwen naar de dienstingang worden verwezen zijn slechts enkele van de vele voorbeelden. De discriminatie in Brazilië is ook op een subtielere manier aanwezig. Percy da Silva, voormalig deelstaatcoördinator van Afro-Braziliaanse Zaken in São Paulo, aan het woord: 'Zwarten zijn weliswaar geen slaven meer, maar hebben niet dezelfde mogelijkheden als blanken. We worden in grote mate gestigmatiseerd en als inferieur beschouwd. Zowel op intellectueel als persoonlijk vlak moeten we vaak twee keer zoveel capaciteiten hebben om te worden geaccepteerd, vooral op het werk.'

maandag 20 april 2009

Over straatkinderen en schoenenpoetsers

Hoewel ze voor de doorsnee buitenstaander als één pot nat beschouwd worden, is dat verre van de werkelijkheid. De éne groep is de andere niet. Op straat vind je heel wat verschillende mensen. Naast de honderden straatverkopers, de ramenlappers, de vuilnisverzamelaars, schoenenpoetsers en andere mensen die hun brood proberen te verdienen op straat, leven er zwervers en straatkinderen.
AMAR bekommert zich zowel om de straatkinderen als om de schoenenpoetsertjes in de stad. Wanneer de opvoeders van Casa Nova in São Cristóvão de straat opgaan, brengen ze bezoekjes aan diverse groepen, uit beide "kampen", zelfs al hebben ze relatief weinig met elkaar te maken. Meer nog, schoenenpoetsers en straatkinderen willen over het algemeen niets met elkaar te maken hebben. Schoenenpoetsers vinden het verschrikkelijk dat toeristen hen vaak met "straatkinderen" verwarren, want dat zijn ze helemaal niet. Maar wat zijn dan de verschillen tussen de twee?

Het grootste verschil is dat schoenenpoetsers een huis hebben waar ze ook effectief naartoe gaan, een ouder of ouders hebben, een bed om in te slapen ... Kortom, een thuis. De meeste straatkinderen hadden dat ooit, maar zijn op een dag de bus opgestapt richting Rio stad, om daar een bestaan te zoeken. De oorzaak? Vaak typische armoedeproblemen. Ze konden maar beter vertrekken want er was toch niet genoeg geld en eten voor het hele gezin, de armoede werd hen teveel, de drugshandel maakte hun buurt te gevaarlijk, door betrokken geweest te zijn in de drugshandel in hun favela of door een onafbetaalde schuld moesten ze op de vlucht, één van de ouders zocht toevlucht in het alcoholisme, ze werden mishandeld door (stief)ouders ...Dergelijke problemen. De kinderen komen dus aan op straat met een trauma, en in plaats van dat te verwerken of hulp te krijgen om het te verwerken, raken ze alleen maar in diepere problemen, want ze moeten onmiddellijk wennen aan hun nieuwe, choquerende en ruwe straatleven.
Wat doen die schoenenpoetsers dan op straat? In feite zijn ze er ook omwille van armoedeproblemen thuis, maar die hebben nog niet zo'n extreme vormen aangenomen. Het gezin heeft niet genoeg met dat lage loontje, een van de ouders is werkloos ... Dus broer moet gaan bijverdienen in de stad. Dat levert natuurlijk ook problemen op. Want hoewel school in Brazilië amper een halve dag duurt, is het soms moeilijk om het werk als schoenenpoetser in de stad te combineren met het schoolgaan. Lange uren pendelen op de bus, weinig tijd om huiswerk te maken ... Schoenenpoetsertjes hebben een druk leven. En daarom haken ze vaak af op school. Ze lopen een leerachterstand op, en ze hebben toch niet de tijd om die terug in te halen. Of ze zien het nut van school niet meer in als ze toch geld kunnen verdienen op straat. Maar het is natuurlijk heel belangrijk dat ze toch naar school (blijven) gaan, en dat is de reden waarom mensen van AMAR de schoenenpoetsers blijven opvolgen, aansporen om naar school te gaan, en degene die het nog niet doen de stap helpen zetten. Want een (basis)opleiding is super belangrijk om betere toekomstkansen te creëren. Kunnen lezen en schrijven is onontbeerlijk om normaal te kunnen functioneren in deze stedelijke maatschappij. Als ze niet naar school gaan, kunnen ze levenslang blijven werken als schoenenpoetser en ongeveer 2 real per gepoetst paar verdienen. Met een diploma in de hand kunnen ze zoveel meer bereiken. Een mooiere job, een mooier loon, betere levensomstandigheden, meer respect.
Maar veel schoenenpoetsers gaan dus wel naar school en zijn heel wat ontwikkelder en beschaafder. Ze onderhouden een goed collegiaal netwerk onder elkaar en spreken netjes af wie in welke straten zal gaan staan om schoenen te poetsen. Straatkinderen gaan helemaal niet naar school en hebben een veel minder respectvolle omgang met elkaar. Bovendien bestaan hun inkomsten niet uit zuurverdiende centen maar uit gebedeld en gestolen geld. Ze bedelen aan bushaltes of op straat in de stad, verkopen gepikt kauwgum aan de stoplichten en verdienen af en toe iets extra als zakkenrollers tijdens de uitgaansavonden in Lapa. Wapens hebben ze niet op straat, dus ze doen geen grote berovingen. Grote voorwerpen stelen ze niet, want die kunnen ze niet bijhouden en alles wat ze hebben, is vluchtig. Ze gebruiken het tijdelijk tot het opgebruikt is, dan gooien ze het weg of (in geval van een gsm) verkopen ze het. Bovendien heb je als straatkind een grote kans dat je alles weer kwijt bent als je wakker wordt, want andere straatkinderen stelen je spullen tijdens je slaap. Er wordt dan ook enorm veel gevochten onder straatkinderen, wat wederom bij schoenenpoetsers niet het geval is. Bij straatkinderen hebben de AMAR-mensen dus veel zwaarder werk te volbrengen. Want de straatkinderen moeten meestal nog van nul beginnen, waardoor de stap groter is. Bovendien moeten ze eerst uit die straatcultuur kunnen stappen, de drugs vaarwel zeggen en weer toenadering tot een stabiel gezin zoeken om weer geïntegreerd te raken in de maatschappij en dan weer naar school te gaan.

Drugs onder straatkinderen is een ander verhaal, waar enkele verkeerde clichés over bestaan. Zo is lijm snuiven helemaal niet meer gebruikelijk bij de straatkinderen van Rio, dat was iets uit de jaren negentig. Sinds de millenniumwisseling inhaleren straatkinderen solvente of thinner, uit een klein leeg plastic waterflesje dat ze met een drietal centimeter van het chemische spul vullen. Waarom gebruiken ze het? Tegen de honger, om zich even kort high en gelukkig te voelen, om te hallucineren over een beter leven. Ze kunnen het in grote flessen kopen in verf- en doe-het-zelf-zaken voor een tiental reais (3,33 euro). De straatkinderen van de Zona Sul (rond Copacabana ...) gebruiken dan eerder echte drugs zoals het veel duurdere crack, dat ze zelf of via hun dealers uit de favela's kunnen halen. Maar thinner is het goedkoopste middel om snel in een andere wereld te zijn. Ieder straatkind, als het nu 8 jaar is of 18, gebruikt het soms tot heel vaak.
Schoenenpoetsers zitten niet aan de thinner. Als ze onder invloed over straat zouden lopen, zou dat bovendien slecht zijn voor hun inkomsten. Enkel de oudsten, de adolescenten, gebruiken wel eens drugs. Als ze drugs gebruiken dan kopen ze die in de favela waar ze wonen en zijn dat dus echte drugs. Die betalen ze dan door eens een bijverdienstje te doen in de drugshandel. De kleinsten gebruiken geen drugs, maar bijna alle schoenenpoetsertjes roken, als ze nu 8 jaar zijn of 18. Dat hebben ze dan wel gemeen met de straatkinderen, die ook ongeacht hun leeftijd roken (als ze een pakje sigaretten vinden of kunnen pikken).

Het respectloze gedrag dat straatkinderen tegenover elkaar hebben, uit zich ook in seksueel misbruik. Straatkinderen leven meestal in groepen, waarbij de jongsten zich laten misbruiken in ruil voor wat bescherming of een simpele real van de oudere. Iedereen doet het met iedereen in dergelijke straatgroepen, ongeacht het geslacht (jongens met jongens, jongens met meisjes, meisjes met meisjes), ongeacht de leeftijd (17 met 8, 12 met 14). Zwangerschappen komen dan ook frequent voor en hoewel meisjes nooit weten wie eigenlijk de vader van hun kind is, zien ze het toch niet als een last om zwanger te zijn. Integendeel, op straat levert een zwangerschap meer respect en een betere behandeling op en wanneer het kind er is, is het een ideale geldbom tijdens het bedelen, want een moedertje met een schattige baby levert meer geld op.
Dat veel te vroege, grenzeloze, overdreven en moraalloze seksuele gedrag is dus ook een van de grote verschillen met schoenenpoetsers. Onder schoenenpoetsers is seksueel misbruik niet gebruikelijk, ze hebben ook veel meer besef van goed en kwaad en zijn meer "gemanierd" en "ontwikkeld".

Hoewel straatkinderen zo respectloos kunnen zijn tegenover elkaar, zijn ze vaak heel respectvol, joviaal en vrijgevig tegenover buitenstaanders. Koop je hen een pak koekjes? Dan mag je er zeker van zijn dat ze jou en de rest eerst een koekje aanbieden voor ze er zelf van eten. Ze knuffelen graag, prutsen graag met je haar, geven je cadeautjes als ze kunnen (een gestolen of gevonden kettinkje, een oorbel, een schelpje ...).

Als je dus ooit door de straten van Rio wandelt, hou dan in je achterhoofd dat niet ieder kind op straat een straatkind is. Straatkinderen herken je aan hun vaak vuile kleren, hun vette huid, hun piercings die ze meestal zelf door hun lichaam prikken met gevonden oorbellen, hun groep waarbij ze leven, hun stuk karton of dekentje waarop ze slapen, het plastic flesje met een beetje chemisch middel in hun hand, de ongelofelijke nieuwsgierigheid en het onophoudelijke smeekgedrag. Schoenenpoetsertjes herken je aan hun mooiere kleren en schoenen, soms hebben ze een rugzakje, en altijd hebben ze hun houten kistje bij, met daarin wat schoenenborstels, vodjes en schoensmeer. Deze kinderen hebben ook rechten en verdienen allemaal met het grootste respect behandeld te worden. Want schoenenpoetsertjes zijn buiten hun werk jongeren zoals jij en ik toen we zo oud waren. Straatkinderen verdienen zeker en vast extra aandacht, want zij zijn geschonden door het leven, hebben de diepste littekens (mentaal en fysiek) opgelopen, die niemand ooit verzorgd heeft.
Hoeveel die kinderen ook van elkaar mogen verschillen, ze verdienen allemaal aandacht, want het blijven kinderen.

maandag 13 april 2009

Feliz Páscoa!

In Brazilië, waar 90% van de bevolking christen is, is de 'Semana Santa' (bij ons 'Goede Week'), de week voor Pasen, een intens gebeuren. En dat mocht ik met mijn eigen ogen meemaken. Dat was nog eens een godsdienstige week!

Hoewel Brazilië vaak als "país cristão", christelijk land, omschreven wordt, is het niet zomaar één pot nat. 73,8% (ongeveer 125 miljoen) van de Brazilianen noemen zichzelf katholiek, waarvan naar schatting 20% praktiserend zijn. 15,4% noemt zichzelf Protestants en 7,4% zegt geen godsdienst te hebben. Verder zijn er nog tientallen andere godsdiensten die ruim aanbeden worden, zoals de traditionele Afrikaanse godsdiensten (Condomblé, Tambor-de-mina, Umbanda en andere), getuigen van Jehova, Boeddhisten, Joden, ... (Cijfers uit 2000, van het IBGE, Braziliaans Instituut voor Statistieken)

Aangezien ik vooral in katholieke kringen werk, kreeg ik de paasbeleving te zien van de meest gevolgde godsdienst in Brazilië, het katholicisme. Het begon woensdag met een vredesmanifestatie van AMAR. Alle kinderen en alle opvoeders van alle AMAR-projecten kwamen samen op een pleintje in Grajaú. Het was de eerste keer dat ik iedereen samen zag: de straatkinderen van Casa Nova in São Cristóvão, de kinderen van Casa Dom Helder in Grajaú uit stedelijke favela's, de kinderen van Casa São Mathias in Duque de Caxias uit de rurale favela, de adolescenten van de horecacursus Pão Com Banana in Grajaú, alle vrijwilligers en de toegewijde opvoeders die verspreid over al deze projecten de kinderen betere toekomstkansen bezorgen. Kortom ... Één grote AMAR-familie.
De manifestatie was in teken van de "Campanha da fraternidade" die dit jaar als slogan "A paz é fruto da justiça" (vrede is vrucht van gerechtigheid) draagt. Per project hadden de kinderen een act voorbereid, een dansje, een liedje, een knutselwerkje, een kritische speech ... Heel mooi en heel leuk. Vooral de straatkinderen van Casa Nova, die toch wel de grootste sociale achterstand hebben en het laagst geschoold zijn van de hele AMAR-familie, blonken heel erg uit toen ze hun ingestudeerde dansje perfect uitvoerden en op het einde een witte vredesduif loslieten. (zie filmpje)
Op donderdag was er dan een paasviering voor alle opvoeders van AMAR. Een toneeltje rond het Laatste Avondmaal, een lezing uit de bijbel in openlucht, daarna binnen gezellig samen zingen (jaja, een viering met een projector!) ... Best wel vergelijkbaar met onze misvieringen, maar net iets levendiger en intenser. Waarom? Bij het horen van het verhaal hoe Jesus afscheid nam van zijn leerlingen, vloeiden heel wat tranen. Veel mensen waren diep geraakt door het verhaal. Verder was er ook een moment waarop iedereen die dat wou een interessante gedachte mocht delen met de anderen. Irma Adma en Tião (beiden directieleden van AMAR) hadden net een mooie preek gegeven over dat er geen geluk is zonder lijden, dat verdriet nodig is om tot meer vreugde te komen ... De psychologe voegde er nog aan toe dat het allemaal heel toepasbaar is op het werk dat de AMAR-mensen leveren. Dat zij mensen die in de zwartste periode van hun leven zitten, begeleiden om terug vreugde te vinden, kansen te scheppen, gelukkig te worden.
Daarna volgde nog de communie, waarbij echt ongedesemd brood verdeeld werd en iedereen zijn stukje brood in de lekkere fruitwijn mocht doppen.
Tot slot begon iedereen aan een massale knuffelronde die wel zeker 5 minuten duurde. Iedereen knuffelde iedereen en schalde vrolijk de woorden "feliz páscoa!" (vrolijk Pasen).
Dat was nog maar het einde van de viering, maar daarna werden we naar een groot buffet geleid, waar wel 20 soorten fantastisch mooie en lekkere broodsoorten stonden, veel wijnflessen en -kannen, wat salade en enkele visschotels. Een 'sober maal' op z'n Braziliaans.
Op vrijdagavond was er aan de Arcos da Lapa (hier vlakbij) een groot openluchttoneel van de 'Passie van Christus', een van de hoogtepunten van het jaar in Rio de Janeiro. De mensen komen eerst in processie van Copacabana te voet naar Lapa, om dan het toneel te aanschouwen. Een enorme mensenmassa en weer heel wat vloeiende tranen ...
Wat ik hier gemist heb rond deze paastijd zijn mijn mama's traditionele lekkere vogelnestjes en chocolade paaseieren. Chocolade-eieren kosten hier stukken van mensen en je ziet niets anders dan grote merkeieren zoals van Ferrero Rocher of van Kinder. Te duur dus om er heerlijk op los te kunnen smullen. Jammer.

Op 23 april is er het feest van São Jorge, en dan krijg ik de kans om een Afro-Braziliaanse viering mee te maken. Dan zie ik eens een andere manier. Dat zie ik wel zitten!

In dit filmpje kan je het mooie dansje bewonderen dat de straatkinderen van São Cristóvão uitvoerden op de vredesmanifestatie. (met dank aan huisgenootje Maria B. voor het filmpje)

maandag 6 april 2009

"Geef je geld ... Ik heb een mes!"

Afgelopen zaterdag, ongeveer 15u30. Na een flinke dag werken aan mijn schoolpapers, beslissen mijn vriend Arnoud en ik om nog een leuk uitstapje te doen. Tenslotte zijn we hier nog "slechts" twee maanden en hebben we nog zóveel niet gezien. We hebben nog geen enkel toeristisch plekje bezocht, dus daar moeten we misschien maar eens werk van maken ...
We beslissen om naar Botafogo te gaan, de trendy, jonge buurt in de Zona Sul (zuidzone, dus rijke, meer toeristische zone van de stad, waar we nog nauwelijks geweest zijn) die ook wel berucht staat voor de holebi- en travestie-vriendelijke sfeer. Het indianenmuseum lijkt ons wel wat, daarna zullen we de Pão de Açucar (suikerbroodberg) bestijgen, dan naar een van de grote winkelcentra die openblijven tot 22u en er iets eten, om vervolgens naar een leuke bar te gaan waar, naar horen zeggen, een mooi waterpijpzaaltje is.
Zogezegd zogedaan ... We nemen de bus, zien in het indianenmuseum prachtige authentieke voorwerpen van de inheemsen die ooit Brazilië voor zich alleen hadden en nemen vervolgens de taxi naar het kleine Praia Vermelha (rode strand). Daar nemen we de kabellift naar de top van de Pão de Açucar en nemen we een heel aantal prachtige foto's. Rio voor, tijdens en na zonsondergang ... Schitterend. We gaan terug naar beneden, stappen een winkelcentrum binnen dat ons onmiddellijk te klein en te duur lijkt, dus we beslissen naar de grotere Botafogo Praia Shopping te gaan. Het is intussen al lang donker (19u30 à 20u) en we kennen de buurt helemaal niet maar hebben wel een reisgidsje met een goed stratenplan. We twijfelen even over een taxi, maar aangezien het winkelcentrum slechts een paar straten (500m) verder is, beslissen we toch te voet te gaan.

Foute keuze. Op een brug met heel druk verkeer, maar geen voetgangers, komen twee kereltjes (ongeveer 15 en 17 jaar, type "stoer uit de favela" maar zeker geen zwervers) traag naar ons toegestapt. Het zielige rugzakje dat op mijn schouder hangt, wordt onmiddellijk vastgegrepen. Ik, die het natuurlijk zag aankomen, hou het rugzakje stevig vast en trek het terug. Hij trekt opnieuw, maar ik ook. Dan zegt hij "geef je geld ... ik heb een mes!". Maar ik zie helemaal geen mes, alleen een paniekerige jonge kerel, dus hoewel ik ook heel erg in paniek ben, blijf ik mijn rugzakje koppig vasthouden. Vervolgens haalt hij een zwart leder etui uit zijn broekzak. Ik denk "pfff, denk je dat je daardoor mijn rugzak krijgt, snotneus, doe niet onnozel" en ik zeg "maar er zit geen geld in de rugzak!" en ik begin te tasten achter een briefje van 50 reais (20 euro) dat in mijn bikini zit. Intussen is zijn mes ontbloot (met een snijvlak van ongeveer 15 centimeter). Hij houdt het op schouderhoogte met de punt naar beneden, we staan op nog geen halve meter afstand van elkaar, want we blijven allebei koppig aan de rugzak trekken. Ik blijf schreeuwen "er zit geen geld in de rugzak!" (want ik heb echt niet het gevoel dat hij zelfs maar zou durven steken) en geef hem de intussen gevonden 50 reais. Intussen worden Arnoud's broekzakken geplunderd door het jongere kereltje. Ik zie hem al staan met Arnoud's gsm en digitale camera in de hand en Arnoud zegt "geef nu maar gewoon je rugzak". Dus ik laat na een secondenlange strijd toch los. De kerels stappen snel door, zijn ze nu content?
En dan kwam het besef wat net gebeurd was en bleven we iets verder staan voor een stevige knuffel. Onze harten bonsden razendsnel. Maar we waren blij dat we allebei ongedeerd waren. We maakten de inventaris op: ik was mijn rugzakje kwijt (dat me hier slechts 25 reais gekost had, dus nog geen 10 euro) met daarin lippenbalsem, deodorant, muntjes, een foldertje van de Pão de Açucar en 15 reais (5 euro), waardeloos dus. En natuurlijk de domme 50 reais (20 euro) uit mijn bikini, die hij nooit zou gevonden hebben maar die ik zo mooi aanbood. Arnoud was ook 50 reais (20 euro) armer, en was bovendien zijn pasgekochte (goedkope) gsm en, het ergste, zijn digitale camera van 130 euro kwijt, met alle foto's van die dag. Wat hadden we nog: 50 reais in de andere helft van mijn bikini en 50 reais die ik in de andere broekzak van Arnoud gestopt had (ik verspreid mijn geld altijd zo veel mogelijk en had een zakloos jurkje aan). Arnoud had nog 12 reais en onze huissleutels en ik had mijn reisgids met foldertjes van het indianenmuseum nog in mijn hand. Dus al bij al viel het mee en konden we nog zonder moeite thuisgeraken.
Samengevat hadden ze in totaal 115 reais (45 euro), een gsm, een rugzakje met prullen en een digitale camera mee. Wat hadden wij nog? Onze sleutels, 112 reais, de reisgids en elkaar. Het had erger gekund, we waren blij met de afloop van het verhaal. Want achteraf begin je uiteraard te denken: waarom heb ik die 50 reais uit mijn bikini nog gegeven in de hoop mijn rugzak terug te krijgen, voor dat geld kon ik er twee nieuwe kopen? Waarom heb ik in godsnaam zo tegengestribbeld, merkende dat het toch amateurtjes waren en die snotneus dat mes niet eens zou durven gebruiken? Stel dat hij wel durfde? Stel dat mij of nog erger, Arnoud iets zou overkomen zijn door mijn koppigheid? ...
Nutteloze vragen uiteraard, wat gebeurd is, is gebeurd. We stapten door en 20 meter verder kwamen we een kerel (een Braziliaan) tegen die net de brug opging, met een loden pijp van een goeie 40 centimeter in de hand. Hij vroeg "zijn jullie net overvallen? Het gebeurt hier heel vaak. Ik ga nooit deze brug over zonder iets waarmee ik iemand kan doodslaan als het nodig is." Hij stond nog wat stoer te jepperen (terwijl ik er niet voor "in the mood" was) en bleef maar vragen of we aangifte wilden doen bij de politie (waar we evenmin zin in hadden aangezien het toch niets zou opleveren in een stad als Rio, waar zo goed als IEDEREEN, zelfs de Brazilianen zelf, wel eens overvallen wordt). Dus we bedankten hem vriendelijk, stapten door en gingen net achter de bocht van de brug op een gemoedelijk terrasje iets eten (hoewel we niet zoveel honger meer hadden). Inderdaad ... een kleine 100 meter van de plek waar we overvallen waren, liep een gezellige massa volk en zaten mensen lekker te eten. Na het eten besloten we toch nog even door het veilig bewaakte winkelcentrum te wandelen, dat eveneens enkele tientallen meters verderop was, om op adem te komen. De gezellige waterpijpbar lieten we maar voor wat hij was en we namen snel terug de bus naar huis.

Het was een waardevolle les ... Die luttele 10 reais (3 à 4 euro) voor een korte afstand met de taxi, moet je zien als een verzekering, om niet méér kwijt te zijn als je overvallen wordt. Ga nooit te voet op stap in een buurt die je niet kent, waar geen voetgangers lopen, en zeker niet in het donker. Wees altijd op je hoede (want het gebeurt ook overdag, terwijl veel mensen rondom jouw lopen)! Stribbel niet te veel tegen, want je weet maar nooit. Verspreid je geld zoveel mogelijk. Boeken die je in je hand hebt interesseren hen toch niet, dus misschien kan je daar ook wat geld tussen stoppen. Geen nood ... met ons is alles oké. We zijn nu alleen wat meer op ons hoede wanneer we door de straten lopen.

Carioca's (inwoners van Rio) uit de Zona Sul, komen nauwelijks in de Zona Norte van de stad, omdat het daar "te gevaarlijk" is. Wijken als Santa Teresa en Lapa, waar wij wonen en leven, of São Cristóvão, Grajaú en Maré, waar wij werken, lopen vol met "gespuis" en "DE armen", "daar moet je echt niet komen" ... De Zona Sul daarentegen, waar de rijken en toeristen zijn, is veel "veiliger" want ze is "veel beter bewaakt, er is veel meer controle". Dikke onzin naar mijn mening. Wat stonden die twee stomme agenten met hun knuppels voor de ingang van het super goed beveiligde winkelcentrum te doen in plaats van op die gevaarlijke brug 100 meter verder waar "constant mensen overvallen worden"?
Bovendien is me in de Zona Norte (gelukkig) nog nooit iets overkomen. De straatkinderen hier in Lapa, die op weekendavonden geld uit de zakken van de uitgaande jeugd en toeristen halen, kennen mij van de projecten en dat geeft een extra bescherming. Als ze je kennen, hebben ze respect. Ze doen ons niks, komen gewoon een gezellig praatje doen. En als een ander kind (dat jou niet kent) probeert te bedelen of geld af te snoepen, kan het zelfs gebeuren dat ze zeggen: "hé, niet doen, dat is de tia (tante) van op Amar of van São Martinho." Soms vragen ze wel een beetje geld, maar dat doe je liever niet, aangezien ze er hoogstwaarschijnlijk drugs mee kopen. Maar dan neem je ze mee naar een kraampje voor een hamburger ofzo ...
Het grappige is wanneer straatkinderen tegen je praten op weekendavonden in Lapa, of als de schoenenpoetsertjes een kletsje komen doen wanneer je op een terrasje zit, dat ze onmiddellijk weggejaagd worden door de dichtsbijzijnde politieagent of de restaurantuitbater en dat je dan moet zeggen "neenee, het is okee, we kennen ze". Wat geeft het een schitterend gevoel om op dat moment de gezichten te zien van die mensen die bang zijn voor de kinderen en ze altijd wegjagen. Hun blik zegt "ben je gek?", maar wij weten wel beter ... Respecteer de kinderen, werk ermee samen, en ze respecteren je ook.

De volgende videoclip komt van "Cidinho e Doca" die "Rap Das Armas" (de 'wapenrap') brengen, de soundtrack van de recente film Tropa de Elite. Want wapens ... die zijn in Rio heel normaal. In het Botafogo winkelcentrum kan je een groot mes kopen voor minder dan 90 reais (30 euro) en dat is dan nog duur, want in de favela's kan je ze zeker en vast goedkoper op de kop tikken. Het nummer is heel leuk en werd ook in Europa bekend door de film, maar hier is het niet voor niets een grote hit onder de doorsnee bevolking (de rijken vinden het vast niks).